In MEI 2024/2 – door Dr. Peter Boskamp...
Het is alweer een tijdje geleden dat ik over luchtwegaandoeningen heb geschreven. Maar ik wil er nu over rapporteren. Dit komt omdat sommige klanten eigenaardigheden hebben die verband houden met het ademhalingssysteem. Kan dit te wijten zijn aan een verandering in het weer of is er een andere verklaring, zoals ziekte? Uit een onderzoek blijkt vaak snel waar het probleem ligt.
Luchtwegaandoeningen vormen samen met het adeno-coli-complex de grootste bedreiging voor de gezondheid van duiven tijdens het vliegseizoen.
Een grote uitbarsting van het ornithosecomplex kan in korte tijd een einde maken aan veel illusies. Als het gaat om luchtwegaandoeningen bij duiven kan er onderscheid gemaakt worden tussen verschillende ziektebeelden en de oorzaken van de klachten. Theoretisch is dit interessant, maar voor een praktische benadering van het probleem van luchtwegaandoeningen kan men beter spreken van het ‘ornithosecomplex’.
Met het ornithosecomplex bij duiven bedoelen we het samenspel van ziekten van de bovenste luchtwegen en de koppen bij (jonge) duiven. Zuivere infecties veroorzaakt door bepaalde ziekteverwekkers komen zeker ook voor, maar meestal is het een combinatie van één of meerdere ziekteverwekkers in combinatie met andere factoren die de klachten veroorzaken.
Op dit samenspel van factoren wil ik later graag dieper ingaan.
Oorzaken en symptomen
Er kan een verscheidenheid aan ziekteverwekkers worden onderscheiden die luchtweginfecties bij duiven veroorzaken. Veel van deze ziekteverwekkers veroorzaken vaak vergelijkbare ziektesymptomen. We kunnen onderscheid maken tussen virale, bacteriële, protozoaire en ook infecties met mycoplasma en chlamydia.
Meestal zien we de bekende symptomen van de bovenste luchtwegen, die variëren van natte ogen, gezwollen oren, ratelende adem, veelvuldig niezen, hoesten met lichte druk op de luchtpijp, krabben aan de oren en het afvegen van de ogen aan hun veren.
Vaak gapen kan ook wijzen op ademhalingsproblemen en uiteraard op slijm in de keel.
Kortom, er zijn verschillende symptomen die wijzen op luchtweginfecties.
Soms zijn sommige van deze symptomen vrij specifiek voor een ziekteverwekker. Een oogontsteking is bijvoorbeeld vaak puur ornithose als gevolg van een chlamydia-infectie.
Difterische plaques in de keel en luchtpijp duiden meestal op een herpesinfectie.
Maar in de meeste gevallen kunnen de symptomen wijzen op een verscheidenheid aan mogelijke ziekteverwekkers.
Vaak is nader onderzoek naar de oorzaak wenselijk.
onderzoek
Talloze ziekteverwekkers kunnen worden geïdentificeerd via daaropvolgende uitstrijkjes van de ogen en/of cloaca.
In andere gevallen zou bacteriologisch onderzoek uitkomst moeten bieden. Het kan een paar dagen duren voordat dit resultaat verschijnt. De resultaten van autopsies zijn vaak pas na enkele dagen beschikbaar, omdat er vaak nog nader bacteriologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
In dit kader is het ook van belang om ‘t Geel vast te stellen met behulp van een keeluitstrijkje. In de praktijk blijken duiven met een gele infectie aanzienlijk gevoeliger te reageren op andere luchtwegaandoeningen.
Interactie van factoren
Zoals reeds vermeld zijn de klachten bij duiven in sommige gevallen zeer karakteristiek. Zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een herpesinfectie. En ik zeg met nadruk dat dit het geval kan zijn. Een infectie met het herpesvirus veroorzaakt niet altijd zichtbare symptomen. Er is aangetoond dat 60% van de duiven zogenaamd “serologisch positief” zijn voor antistoffen tegen het herpesvirus. Dit betekent dat 60% van de duiven in aanraking kwam met het virus en er antistoffen tegen ontwikkelden. Niet alle duiven krijgen echter deze infectie.
Hetzelfde geldt voor een infectie met chlamydia. Ruim 50% van de duiven heeft er antilichamen tegen in het bloed. Ook hier raken veel duiven besmet zonder ziek te worden. Hetzelfde geldt voor een aantal andere luchtwegpathogenen zoals mycoplasma en stafylokokken.
De virussen die bij een aantal jonge duiven van 1,5 tot 2 maanden aanwezig zijn, veroorzaken echter niet altijd een klinische ziekte.
We kunnen dan ook zeggen dat veel duiven ziekteverwekkers bij zich dragen zonder ziek te worden. Of een ziekte uitbreekt of niet, hangt van meerdere factoren af. Een aantal daarvan wil ik hier bespreken.
Als er veel duiven in een kleine ruimte worden gehouden, d.w.z. H. Bij overbevolking is de kans groter dat duiven ziek worden dan wanneer er minder duiven op het hok gehouden worden.
De stress veroorzaakt door overbevolking maakt dieren gevoeliger voor de ziekteverwekkers die stilletjes aanwezig zijn. Dit geldt ook voor transport. Naast het feit dat veel duiven dicht bij elkaar leven, is het transport zelf minder natuurlijk voor de dieren en zorgt daardoor voor stress.
Afgezien van de spanning
Bij overbevolking en andere oorzaken is uiteraard ook de sterkte van de ziekteverwekker van belang. Sterke ziekteverwekkers veroorzaken bijvoorbeeld eerder ziektesymptomen dan milde varianten. Daarom is het van belang dat als er medicijnen moeten worden toegediend om deze ziekteverwekkers te bestrijden, deze in voldoende hoge doses worden toegediend en dat de medicijnen gedurende een voldoende lange periode worden toegediend.
(Veel medicijnen die op de markt verkrijgbaar zijn, bevatten slechts 5% actieve ingrediënten. Het risico op onderdosering is meer dan waarschijnlijk bij gebruik van deze producten.)
Een andere belangrijke factor bij het al dan niet uitbreken van een ziekte zijn de veldomstandigheden. Het is bekend dat de kooi droog, warm en tochtvrij moet zijn. Tocht is desastreus voor duiven en draagt aanzienlijk bij aan het uitbreken van ziekten. Vocht op zolder draagt bij aan de vorming van schimmel. En paddenstoelen helpen de afweer van de duiven verder te verzwakken.
Er zijn dus meerdere factoren die een rol spelen bij het wel of niet ziek worden van duiven. De belangrijkste factor bij het al dan niet ziek worden van een duif is zijn eigen verdediging. Dit is een factor die vaak wordt verwaarloosd.
Iedere duivenliefhebber moet ervoor zorgen dat de duiven een zo hoog mogelijke weerstand hebben.
Duiven met een hogere weerstand zijn minder gevoelig voor alle andere factoren die een rol spelen bij het ontstaan van klinische luchtweginfecties.
Het is daarom belangrijk om ervoor te zorgen dat jonge duiven met een zo goed mogelijke weerstand opgroeien.
Dit voorkomt dat er tijdens het vliegseizoen klinische ziektesymptomen optreden, vooral bij jonge duiven, die zelfs bij de laagste infectiedruk klinische symptomen vertonen.
Veel liefhebbers proberen het gebrek aan weerstand te overwinnen door het gebruik van medicijnen. Hoewel het tegenwoordig moeilijk is om de duivensport volledig zonder medicijnen te beoefenen, zou het goed zijn als het medicijngebruik beperkt zou kunnen worden.
Om dit te bereiken moeten vroegtijdig preventieve maatregelen worden genomen. De basis hiervoor moet tijdens de teelt gelegd worden. Als men ervan uitgaat dat ruim 50% van de duiven drager is van chlamydia, dan is het duidelijk dat de kans groot is dat de jonge duiven via het voer besmet raken met deze parasieten.
Doordat er nu voor gezorgd wordt dat er optimaal gefokt wordt, wordt de kans kleiner dat de jonge dieren al heel vroeg in hun leven besmet raken.
Hetzelfde geldt uiteraard voor de fokkerij. Jonge duiven moeten als het ware “kinderziektes” doormaken om hun immuunsysteem op te bouwen. Maar het is wel belangrijk dat ze hiervoor goed zijn toegerust. Kortom, hun eigen weerstand is hoog genoeg.
Als we bij de opfok van de jonge dieren uitgebreide medicijnen moeten slikken, is dat zeker geen garantie dat we goede jonge dieren krijgen die goed presteren.
Succes,
Peter Boskamp